Denkend aan India duizelt het getallen. Alles is er meer en groter. Een ontwikkelingsland dat sneller dan denkbaar transformeert in een mondiale krachtpatser.
De 4e economie ter wereld met een middenklasse van 300 miljoen, meer dan de hele bevolking van de VS. Een land waar 1 op de 3 ondervoede kinderen in de wereld woont en niet minder dan 15 miljoen van haar inwoners extreem rijk is.

Als columnist wordt je geacht overal een mening over te hebben. Als het om India gaat is dat niet zo simpel. Zakendoen met Indiërs is, zo weet ik uit ervaring, vaak gecompliceerd. Net als veel andere Aziaten zijn ze te vriendelijk om uw humeur te ontregelen met de mededeling dat de overeengekomen levering niet op tijd zal worden verscheept. Dat merkt u pas als het zover is. Wat u begrepen had als een afspraak wordt later uitgelegd als het begin van een gesprek. Aan de andere kant spreken 350 miljoen Indiërs Engels en is de zakelijk communicatie daarmee zelden een probleem. Ook qua infrastructuur doet India het goed, om over de ondernemersmentaliteit maar te zwijgen. In iedere Indiër schuilt een entrepreneur en ook op het mondiale toneel weert men zich steeds meer. Onze eigen Hoogovens, al weer heel wat jaartjes bekend als Corus, is sinds kort in handen van Tata. Een clubje van 350.000, over tal van branches verdeelde, werknemers en vorig jaar een winst van 62 miljard USD.

Deze tekst is in oktober 2008 geplaatst als column in Ondernemen.in Magazine
Geen opmerkingen:
Een reactie posten